De Alpen zijn het grootste en hoogste gebergte van West-Europa. De naam komt van de veeweiden op de rotsige berghellingen.

Het hoogste punt van de Alpen is de 4810 meter hoge Mont Blanc. Eigenlijk betekent het ‘witte berg’, dat komt door de eeuwige sneeuw op de top van de berg. Andere bekende alpen-reuzen zijn de Matterhorn, Zugspitze, Eiger en Großglockner. Vele grote rivieren ontspringen in de Alpen, de belangrijkste zijn: de Rhône, de Rijn en de Po.

In de Alpenlanden gaan veel mensen wintersporten. Een voorbeeld van een skidorp in het hartje van de Duitse Alpen is Oberstdorf. Een bekend skioord in Duitsland is Garmisch-Partenkirchen. Op nieuwjaarsdag gaan ze schansspringen. In Slovenië wordt het jaarlijkse schansspringen van Planica  georganiseerd.

 In Slovenië zijn ruim dertig gebouwen met skipistes. Buiten het winterseizoen gaan toeristen vooral bergbeklimmen en bergwandelen in de Sloveense Alpen.

In Slovenië zijn ruim 150 berghutten.

Op dit plaatje staan of liggen veel koeien te grazen op een grote alpenweide.

Dit is een skischans.